de halve dag


de halve dag 1.0

gedurende de helft van de dag, vaak meer bepaald overdrijvend bedoeld voor: gedurende een aanzienlijk deel van de dag

Algemene voorbeelden


Als je van plan bent om de halve dag weg te blijven kun je dat op zijn minst toch wel even tegen me zeggen.

Hersenschimmen, J. Bernlef,

Het college van burgemeester en wethouders heeft het eens grondig laten onderzoeken: is het wel zo'n goed idee dat die onvolprezen Amsterdamse marathon dwars door de binnenstad gaat [...]? Nee, dat was niet zo'n goed idee [...]. De trams staan de halve dag vast en allerhande maatregelen rond het parcours, zoals noodbruggen, kosten bergen geld.

Het Parool,

Na een diepe slaap, waaruit hij uitgeput wakker werd met gruwelijke droomresten, meer gevoeld dan gezien, kostte het hem de halve dag om zichzelf terug te vinden.

Een soort Engeland, Robert Anker,